10. de hoek om?

de hoeklijst

Bij elk ander verband dan halfsteensverband of een tegelverband met een vierkante stenen ontstaat een afwijkend aansluitingspatroon waar het verband moet overgaan in een rechte hoek of beëindiging. Dit aansluitingspatroon, deze kantstrook noem ik de hoeklijst en deze is zeer specifiek voor elk verband. Ik gebruik het woord hoeklijst om deze te onderscheiden van de verticale patroonaansluiting op een raamneg, die ik neglijst zal noemen. Voor de positie in de gevel is dat helder, voor het patroon is er geen wezenlijk verschil.

Vroeger, bij de steens muur of dikker, ging het metselwerkverband op vaste wijze de hoek om. Wel waren er verschillende uitvoeringsvarianten.  Deze randaansluitingen kenden hun eigen voorschriften, die in de eerste plaats voortkwamen uit het streven een constructief sterke stapeling te maken. Tegenwoordig is de schil meestal slechts een halve steen dik en wordt deze om de hoek al snel met een dilatatie losgeknipt. Dat zijn twee nogal wezenlijk verschillende situaties.

Loopt het verband de hoek om, dan steken koppen en strekken (of drieklezoren) vaak om-en-om, als een tandverbinding in elkaar. Daarmee wisselen strekken- en koppenlaag. De lange steen aan de ene kant is de kop aan de zijde van de hoek. Meestal bevindt er zich op de hoek een kop om de twee lagen. Doordat dit kleine steentje zich zo vaak herhaalt, wordt de rand in dit vooraanzicht eerder verfijnd, dan dat er een  grove hoeklijst ontstaat. Dat laatste zou wel gebeuren wanneer de hoek is losgeknipt en bijvoorbeeld met strekken en drieklezoren zou worden beëindigd.

van staand naar kruisverband

Het eerste echte verband dat in Middeleeuws Nederland werd toegepast was wat we nu staand verband noemen - afgewisseld een strekkenlaag en een koppenlaag recht boven elkaar. In de zestiende eeuw maakte dit langzaam plaats voor kruisverband, dat vermoedelijk nog iets sterker was. De strekkenlagen zijn nu een halve steen verschoven; een diagonaal kruispatroon is het gevolg. Bij dit verband moet hoe dan ook  een extra kop - een valse kop - worden ingevoegd ter plaatse van de muurbeëindiging. Bij het kruisverband wordt de muur nu door de metselaar uitgezet op een koppenmaat, anders dan op een volledige strekkenmaat zoals bij het staand verband. Het kruisverband is daarmee horizontaal wat fijnmaziger dan een volledig zuiver staandverband.

Voor de 17de eeuw werd in dit verband de hoek gemaakt door een extra klezoor in de koppenlaag in te voegen, zodat de strekkenlaag tot op de hoek doorloopt. De hoek oogt hierdoor meer als in elkaar stekende kammen van strekken. Op verschillende plekken in Nederland wordt deze randbeëindiging op verschillende momenten in de 17de eeuw ingewisseld voor de oplossing met de drieklezoor. Aanvankelijk bevindt deze drieklezoor zich nog in de koppenlaag, als een samensmelting van de klezoor met de naastgelegen kop aan de muurzijde. Dit gaf een wat grovere randbeëindiging. Ongeveer een eeuw later wordt de drieklezoor als beëindiging van de strekkenlaag toegepast en worden muren uitgezet op een geheel aantal koppen. Historici die goed thuis zijn in deze lokale metseltradities gebruiken de randdetailering soms om een bouwwerk precies te kunnen dateren. Bij de oude kerk in Delft zijn sommige steunberen van de zuidgevel op de oude en sommige op de nieuwe manier beëindigd, wat doet vermoeden dat sommige muren later zijn gerepareerd. Bij bijvoorbeeld een 17de eeuws hofje als dat van Eva Hoogeveen in Leiden komt het de klezoor in de koppenlaag ook als penantversiering voor.

Engeland

Engeland heeft het kruisverband nauwelijks omarmd. Vlaams verband en vooral staand verband komen er veel meer voor. Staand verband wordt door Engelsen zelf english bond genoemd. Voor een mooi staand verband moet de muur op strekken worden uitgezet en niet op koppen zoals bij kruisverband. Door die Engelse voorkeur voor het staandverband is de klezoor-in-koppenlaag beëindiging ook in het hele precieze negentiende en twintigste-eeuws metselwerk favoriet gebleven. Het zou  de ‘Engelse beëindiging’ genoemd kunnen worden, al heeft de beëindiging met drieklezoor na de oorlog ook in Engeland wel post gevat. Zij het voor kort, want ook in Engeland worden draagconstructies niet meer in baksteen gemetseld en is de gevel van moderne baksteengebouwen een niet-dragende halfsteens buitenschil in halfsteens verband. Over het algemeen zijn de bakstenen in Engeland wat groter van formaat. En het toegepaste staand verband geeft vooral verticale lijnen. Door de beëindiging met een klezoor naast de kop krijgt elke muur bijna een soort perforatierandje, een stippeltjeslijn als versiering. Die verfijnde rand compenseert haast voor het wat grovere patroon. Die versiering wilde men toch niet kwijt.

andere randbeëindigingen

Is het buitenblad slechts een platte schil halfsteens­metselwerk, veelal losgeknipt met rechte dilatatie­voegen, dan is het wel mogelijk om bijvoorbeeld enkel met drieklezoren en strekken te eindigen. Als secundaire patronen onderbroken worden of de gemiddelde grootte van de stenen op de rand sterk verandert ontstaan voor het oog ‘verdikte’ hoeklijsten. Bij kruis, staand- of vlaamsverband is dit al snel het geval. Dat oogt soms grof. Ook bij raamneggen dieper dan een halve steen ontstaat een vreemd effect van gestapelde stootvoegen.

Bij wat ingewikkelder patronen, zoals bijvoorbeeld een lopend klezorenverband of kropholler / deltrap verband is het resultaat vaak juist mooier wanneer het plat blijft. Als dit verband met een vertanding kop - drieklezoor/strek de hoek om gaat moet het veelal met zoveel koppen worden aangevuld dat in de randzone het patroon te veel verstoord wordt. Er zijn dan ook nauwelijks smalle penanten mee te maken.

Uiteindelijk zijn er veel randbeëindigingen mogelijk. Soms worden extra koppen ingevoegd om de hoek extra belijning te geven, soms om het gevelpatroon niet te verstoren. Bij de paragraaf ‘De Rand’ wordt hier dieper op ingegaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten